Tekst familieviering 1 sept

Familieviering 1 september 2019

Thema: Kruisteken

Intro

De katholieke kerk bestaat al zo lang dat ze op iedere dag wel iets of iemand kan herdenken. Zo is ook 14 september een speciale dag. Dan wordt herdacht dat in Jeruzalem het echte kruis is teruggevonden waaraan Jezus is gestorven. Het hout van dat kruis is daarna in talloze splinters verdeeld. En deze worden als relikwieën bewaard in kathedralen over de hele wereld.

Maar het allerbelangrijkste overblijfsel van het kruis is wel het gebaar dat we erdoor hebben leren maken: het kruisteken. Dat doe je niet zoals bijvoorbeeld sporters, wanneer ze iets winnen: een klein zwaaiend gebaartje in de lucht. Nee! 

Eerst raak je met je rechterhand je voorhoofd aan, dan het midden van je lichaam ter hoogte van je hart, dan je linker- en tenslotte je rechterschouder. En je zegt erbij: in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest –  Amen.

Over dit gebaar en over de betekenis ervan denken we vandaag in het bijzonder na. 

Lezing

Het kruis zoals wij dat kennen werd in de eerste tijd van het christendom niet gebruikt. Zelfs niet als woord. Een ter dood veroordeelde misdadiger werd aan een ‘paal’ gehangen (of aan een ‘hout’). Zo’n paal stond al klaar op de executieplaats.

De veroordeelde moest de dwarsbalk er zelf naar toe dragen. Ter plaatse werd hij daar aan die dwarsbalk met touwen vastgebonden of eraan vastgespijkerd. Twee soldaten hesen hem dan met dwarsbalk en al op de paal. Die paal kreeg dan een soort T-vorm.

Maar … zo’n paal als kenmerk van je geloof gebruiken??  ….. dat was lange tijd nog een stap te ver! Voor de Griekse en Romeinse christenen was het een schande zo dood te moeten gaan! Als een slaaf!! En voor Joden-christenen was het ook nog eens tegen het tweede gebod: ‘Gij zult geen beelden maken’!

Liever gebruikten ze andere figuren als symbool voor hun geloof: een duif, een lam of een vis. Ook gebruikten ze tekeningen van een zeilschip of een anker: daarin kon je het kruis als het ware verstoppen.

Wat ze óók gingen doen was het gebruiken van letters, van afkortingen. Bijvoorbeeld de eerste twee letters van    het woord Christus: in het Grieks was dat een X (‘chi’) en een P (de hoofdletter R): kijk daar op de muur staat zo’n letter-teken!

De oudste en eerste kruisvorm is die van een gebaar. Bij het doopsel bijvoorbeeld je zegenen met een handgebaar op je hoofd.  De beweging met de hand kreeg bijna vanzelf de vorm van een kruis. En niet alleen je hoofd: jezelf, je hele lichaam daarmee tekenen. Dat voelde als een gebed zonder woorden, én als een herkenningsteken. Hierdoor voelde je je beschermd en herkende je elkaar als mensen van hetzelfde geloof.

Pas hierna werd het gewoner om ook een kruis te maken in de vorm van een los ding, een voorwerp. En dat begon met een leeg kruis, zonder afbeelding.

Ze gingen dat uit eerbied versieren met edelstenen. Daarna begonnen ze op zo’n kruishout de Verrezen Christus te schilderen, dus in een plat vlak. Eerst voorzichtig in een soort medaillon, met alleen zijn hoofd;     later zijn hele figuur in plechtige kleren, zoals die van een keizer.

Pas in de Middeleeuwen, rond de 13e eeuw, werd er een driedimensionaal beeld van de Lijdende Christus gemaakt en op het kruishout bevestigd. Zonder kleren, stervend en dood. Zo werd het kruisteken een kruisbeeld.

Deze hele ontwikkeling heeft dus eeuwen geduurd. Nu zijn wij eraan gewend; we weten niet beter.

Het begon dus allemaal met het maken van een gebaar waarmee je jezelf  bekruist. Het is een eenvoudig, persoonlijk ritueel. En tegelijk zet je jezelf in de ruimte van ons gezamenlijk geloof.

Daarom beginnen we onze vieringen altijd met het maken van een kruisteken. En zeggen erbij: ‘in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest’.

Het maken van een kruisteken is een gebed, het aller kortste dat we kennen en dat je overal zèlf kunt doen! En niet alleen in de kerk, ook thuis, onderweg, ‘s morgens, ‘s middags en ‘s avonds, altijd en overal.

Het is onze gebaren-taal!  

Auteur: R. Hehenkamp